In januari 2016 heeft de Nederlandse regering als eerste in de Europese Unie een standpunt ingenomen ten aanzien van het gebruik van encryptie. Encryptie, de versleuteling van berichten zodat de inhoud alleen gelezen kan worden door degene voor wie ze bedoeld zijn, is in de kern een technische manier om briefgeheim af te dwingen.
Briefgeheim, het recht op persoonlijke vertrouwelijke communicatie, is sinds 1848 verankerd in onze grondwet. Het is een groot goed, dat alleen door tussenkomst van een rechter, geschonden mag worden door overheidsdiensten die daar dan wel een goed verhaal bij moeten hebben. En dat hebben ze: terroristen, kinderpornomakers en -handelaren en andere zware criminelen bedienen zich systematisch van alle beschikbare middelen om hun handelen uit zicht te houden van inlichtingendiensten en wetshandhavers. Door de inmiddels brede beschikbaarheid van versleutelde communicatiemiddelen moeten de bestrijders van misdaad steeds nieuwe manieren vinden om bij de informatie te komen die ze nodig hebben om hun werk te doen: ons veilig houden.
Om ervoor te zorgen dat opsporingsdiensten middelen en werkwijzen kunnen inzetten om bij de nodige gegevens te komen voordat deze versleuteld worden, is eind 2016 de wet computercriminaliteit (CCIII) aangenomen door de Tweede Kamer. In die wet wordt, naast de strafbaarstelling van online oplichting, heling en grooming, de hackbevoegdheid voor de politie geregeld. Onze inlichtingendiensten beschikken al langer over die bevoegdheid. Met die bevoegdheden is het in beginsel mogelijk encryptie te omzeilen door informatie voor of na versleuteling te bemachtigen. Een andere aanpak is het doorbreken van de encryptie. Dat is een complexe, tijdrovende en dure bezigheid. Doordat de encryptie steeds geavanceerder wordt is het bovendien ongewis of het lukt. Wat ook nog kan is de aanbieder van de communicatiedienst te dwingen om in de encryptie een achterdeur in te bouwen voor opsporings- en veiligheidsdiensten. Die achterdeur is er in feite voor telefonie en internet: die zijn in ons land verplicht aftapbaar, wat overigens niet wil zeggen dat de afgetapte informatie ook leesbaar of begrijpelijk is.
Waarom willen we zo’n achterdeur dan niet voor diensten als Whatsapp? Omdat wij vertrouwen hebben in onze rechtsstaat en de Nederlandse opsporings- en inlichtingendiensten die dit zware middel alleen proportioneel, subsidiair en controleerbaar inzetten, op een wettelijke basis. Een eventuele achterdeur in een (internationale) communicatiedienst is echter beschikbaar voor iedere staat en voor iedere andere voor ons niet controleerbare entiteit. Dat treedt ver buiten de kaders van onze democratie. Daar komt bij dat om een ‘achterdeurplicht’ te handhaven, er een verbod moet komen op het gebruik van diensten zonder achterdeur. De overheid bepaalt dan welke communicatiediensten de Nederlandse burgers en bedrijven wel of niet mogen gebruiken. Hoe gaat dat gehandhaafd worden met behoud van onze vrije, open samenleving? En hoe voorkom je dat criminelen eigen encryptiesoftware gaan gebruiken of overstappen naar aanbieders van communicatieplatformen die buiten het bereik van onze overheid opereren?
Om het – nog steeds vigerende – Nederlandse regeringsstandpunt ten aanzien van encryptie uit te dragen en toe te lichten, is in april 2016 een ambtenaar naar het Europees Parlement gezonden om namens onze opsporingsdiensten te stellen dat de Nederlandse overheid grote waarde hecht aan het vermogen van burgers en bedrijven om zich te beveiligen en daarom het gebruik van encryptie aanmoedigt en de communicatiediensten niet om een achterdeur zal vragen. Die ambtenaar was trots om te werken voor een overheid die tech-savvy is, vooruitdenkend en met groot respect voor grondrechten. Die ambtenaar was ik. Nu werk ik bij Fox-IT, waar we crypto-producten en -diensten maken, omdat wij groot belang hechten aan veilige verbindingen voor burgers, bedrijven en overheid. Wij leveren topkwaliteit en zijn hartstikke trots op ons werk. Ik ben geen ambtenaar meer, maar ik ben nog steeds trots op onze overheid en onderschrijf het regeringsstandpunt nog steeds van ganser harte.
Op 4 maart bevestigde een woordvoerder van het Ministerie van Justitie en Veiligheid dat in overheidskring gewerkt wordt aan een werkwijze om encryptie te verzwakken. Mede namens mijn nieuwe collega’s spreek ik de hoop uit dat dit werk zich richt op mogelijkheden encryptie te omzeilen en niet deze te verzwakken. Wij hopen nog heel lang met alle collega’s in de veiligheidssector, privaat en overheid, te werken aan een veilige samenleving voor iedereen. Een sterke encryptie, dus zonder achterdeur, is daarvoor onmisbaar.